Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
16-04-2025
De voorleesclub (zwanenzang)
Om het in voetbaltermen te zeggen: we zitten in blessuretijd. Op zijn vijfentachtigste is de officiële speeltijd voor een man voorbij. De kans dat hij nog een doelpunt scoort is nihil. Hij kan zich schrap stellen tegenover het onvermijdelijke, hij maakt zich mateloos belachelijk. Hij hééft doelpunten gescoord. Toen hij vooraan in de twintig was droeg hij de titel van "senior seniorum" aan de Gentse universiteit, de bezieler van het studentikoos leven naar wie studenten opkeken. Tot op zijn zeventigste is hij contact blijven houden met dat studentenleven door zijn jaarlijkse aanwezigheid op de Gravensteenfeesten. Nu wordt hij al lang niet meer uitgenodigd, hij hoort er niet meer bij. Wat zou hij er ook komen uitrichten: zijn hartspecialist heeft hem het bier verboden, speechen gaat hem niet meer zo goed af, want zijn stem is verzwakt en zijn geheugen laat hem soms in de steek, en ze kennen hem niet meer. Ja, vijfenzestig jaar geleden...
Hij is keel-neus-oorarts geweest en een halve eeuw geleden, toen er nog minder dokters waren in de ziekenhuizen, was dat nog iets waar de mensen tegenopzagen. Hij deed het minder met hart en ziel dan dat hij het deed om den brode. Hij kon goed opereren en hij waagde zich ook met succes aan de estetische neuschirurgie. Toen zijn techniek op punt stond werd hij in het ziekenhuis bedankt voor bewezen diensten, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd...
Toen hij veertig was is hij zich beginnen toeleggen of afstandslopen. Zijn eerste marathon liep hij in Griekenland, van Marathon naar Athene. Daarna volgde de ene marathon na de andere, in alle uithoeken van de wereld. De laatste marathon liep hij op zijn zevenenvijftigste, in Chicago. Heden ten dage herkent niemand meer in hem de sportheld van weleer als hij strompelend met zijn winkelkarretje in het warenhuis laveert...
Zijn passie voor het hardlopen heeft hem ertoe aangezet een loopwedstrijd in het leven te roepen die uitgroeide tot één van de grootste van het land. Dat geesteskind waar hij zo fier op was zou dit jaar aan zijn drieënveertigste editie toe zijn geweest. Helaas, de huidige generatie kan niet meer instaan voor de organisatie. Einde verhaal...
Die eerste autentieke marathon in Griekenland, het heeft hem de liefde voor de Griekse cultuur en de Griekse mythologie bijgebracht. Geen jaar ging voorbij zonder een bezoek aan het wonderbare Hellas. Eén keer organiseerde hij zelfs een reis naar Griekenland, met de loopclub. Hij werd schrijver van boeken en toneelstukken die vaak de Griekse cultuur als onderwerp hadden en hij werd een veelgevraagd spreker. Het leverde hem voor iedere spreekbeurt een fles wijn op. Het merendeel van die flessen, waarvan de houdbaarheidsdatum al lang is overschreden, heeft hij tot op heden bewaard, als trofee - zelf lust hij geen wijn.
Mijmeringen, herinneringen die vervagen. Het reizen beperkt zich tot winkelen en uitstapjes naar de apoteek en het ziekenhuis. Vooral het ziekenhuis, want weinig ouderdomskwalen zijn hem vreemd. Op verscheidene afdelingen is hij goed bekend, als een gemoedelijke en eerder goedlachse patiënt. Weinigen bevroeden dat hij in datzelfde ziekenhuis ooit als kwieke dokter door de gangen liep.
Mijmeren aan zijn bureau, over de reizen van vroeger, waaraan hij nu geen behoefte meer heeft, tenzij... Een reisje naar zijn geliefde Gent, waar hij de beste tijd van zijn leven heeft doorgebracht, zijn studententijd... Maar Gent is zo ver weg, wel meer dan dertig kilometer.... Naast het bureau staat een oud boekenrek. Zijn oog valt op een boek van Streuvels, "De Maanden", dat hij ongetwijfeld moet gelezen hebben toen hij nog maar een jaar of twaalf was. Hij neemt het boek ter hand. Het ruikt heerlijk muf. Er zit een bladwijzer in, pagina dertig. Zit die bladwijzer daar toevallig? Heeft hij de bladwijzer daar toentertijd zelf ingelegd? Hij leest de pagina. Luidop. Zijn stem klinkt nog goed en krachtig in de stille kamer:
Barisjan (de boomsnoeier, zoals ons op een andere plaats in het boek geleerd wordt), met zijn haren muts diep over de ooren getrokken, is op doortocht voor zaken die niemand weten moet; hij stapt met opgetrokken schouders en roept in 't voorbijgaan naar den mulder die hoog, boven de trap in 't deurgat van den molen, met zijn neus in de windstreek staat te snuiven:
- Gorie, de zomer is ophanden!
- Ge zegt het goed, roept de mulder, na Lichtmesse valt de sneeuw op een heeten steen!
Die twee weten van malkander niet of hun voorzegging spottend is bedoeld, of dat ze hun blijde verwachting uitspreekt. De een gelijk de ander zijn er in gehard - ze kennen de kuren van 't vroege jaargetijde en op hun leeftijd hebben ze er leeren in berusten. Wat kan het hun schelen ook, winter of zomer, koud of warm.
Barisjan knuffelt nog in zijnen baard: die stomme menschen verwachten altijd iets beters, verlangen naar dit en naar dat, zonder te weten dat ze verlangen naar het eind en naar hun dood. Pakken gelijk het komt, en voortdoen met 't geen we krijgen...
Februari is een zotte maand, en ook de kortemaand, want om de vier jaar wordt er dan nog haar staart afgeknipt - het zoogezegde "schrikkeljaar", - dan is zij nog een dag korter, daarom valt er van al de maanden van het jaar, 't minst over te vertellen.
... uit het tweede hoofdstuk, dat over de tweede maand van 't jaar gaat en amper vier pagina's telt, terwijl er voor de andere elf hoofdstukken nog zomaar eventjes tweehonderdachtentwintig pagina's te verdelen zijn, zegge omtrent twintig per maand. Omdat februari de kortste maand is, met haar achtentwintig dagen! En dat er om de vier jaar jaar nog een dag afgeknipt wordt... Wát??? Om de vier jaar komt er een dag bij, mijn beste Stijn Streuvels! Nu begrijpt hij waarom hij er zeventig jaar geleden die bladwijzer heeft ingelegd. Hij vraagt zich af of Streuvels dit opzettelijk heeft gedaan, om de lezer op de proef te stellen. Of zou deze prins van de Nederlandse letteren zich waarachtig zo schromelijk vergist hebben?
Het luidop voorlezen heeft hem deugd gedaan.Weggedoken in een hoek van de oude boekenkast heeft Tony, zijn eerste sinterklaascadeau, meegeluisterd. Hij voelt dat hij op een punt staat een nieuw doel te geven aan zijn leven: een voorleesclub! Zijn buren, Firmin de linkerbuur en Hiloné de rechterbuur, zullen ongetwijfeld bereid zijn tot de club toe te treden. De clubleden zullen op regelmatige tijdstippen bij elkaar komen en om de beurt zullen zij een stukje naar keuze voorlezen uit het werk van een bekende Vlaamse auteur: Stijn Streuvels, Ernest Claes, Willem Elsschot, Felix Timmermans... Het voorzitterschap van de club zullen ze hem wellicht gunnen...
Simonneke wordt dit jaar negentig. Ze heeft al een paar weken last van kiespijn en dat maakt haar ongelukkig. Ze heeft de tandarts opgebeld die in het dorp woont, op wandelafstand: ze moet nog drie maanden wachten voor ze op consultatie kan. De tandarts heeft haar geadviseerd, voor het geval ze zo lang niet wil wachten, een paar van zijn collega's in een naburig dorp op te bellen. En dat heeft ze gedaan, maar bij hen is de wachttijd nog langer... En wat haar zo verdrietig maakt: een buurvrouw en één van haar nichtjes kunnen komende week, respectievelijk over een maand bij de tandarts terecht, voor een jaarlijks preventief onderzoek, want klachten hebben zij niet. Telkenjare is de tandarts zeer tevreden en ze krijgen iedere keer te horen: prima gebit en kom maar op controle over één jaar. Soms is het maar een half jaar... En zo zit het afsprakenboekje van de tandartsen vol met patiënten die geen klachten hebben en moet Simonneke maandenlang wachten op hulp. Drie maanden! Misschien haalt ze dat niet eens meer, want met de zware pijnstillers die ze nu neemt richt ze haar oud lijfje ten gronde. Kunt u, beste lezer, een andere conclusie trekken dan dat wij een nijpend tekort hebben aan tandartsen? En lach maar niet, straks doe ik wel een boekje open over de oogartsen...
Wat staat er in grote letters op de frontpagina van mijn krant? "De Wever wil nog meer geld steken in defensie". Onze eerste minister zal dat niet alléén doen natuurlijk, maar via zijn ministerie van defensie; al zijn landgenoten zullen dus meesteken. Ik schrijf wel degelijk "ministerie van defensie" en niet "ministerie van oorlog", een term die honderd en meer jaar geleden werd gebruikt maar ondertussen in onbruik is geraakt. En óf hij gelijk heeft, De Wever: we moeten ons toch kunnen verdedigen, nietwaar? Dat weet toch het kleinste schoolkind. Als er eentje betrapt wordt met een mes of een pistool (dit laatste geldt vooral in de VS) en daarvoor op het matje geroepen wordt zal hij steevast argumenteren: "nogal logisch, ik moet mij toch kunnen verdedigen". Strict genomen zou men met die wapens ook kunnen aanvallen, maar dat doet natuurlijk niemand, ook niet op het niveau van de naties, want ieder land heeft een ministerie van defensie ("landsverdediging") en geen enkel land heeft een ministerie van aanval. Hoewel... wie zei daar ook weer "de aanval is de beste verdediging"? 't Zal een of andere voetbalcoach geweest zijn, denk ik. Maar... alle gekheid op een stokje: we zitten op rozen. 't Zal ons, belastingbetalers, wat kosten natuurlijk, maar we zullen tenminste goed verdedigd zijn en we zullen ons veilig voelen, en op veiligheid staat geen prijs. En daarenboven: wie zegt dat het onze portemonnee niet ten goede zal komen? Wapenfabrieken zullen meer dan ooit gouden zaken doen, hun aandelen zullen in waarde stijgen en wij zullen die aandelen kopen en met zijn allen rijk worden. In alle veiligheid...
Een paar weken geleden komt een ouwe makker, Gilbert Moerman, mij met een bezoek vereren. Dwars door Grijsloke stopt ermee, zegt hij. Hij had het uit goede bron... Ik geloof het niet. Mijn geesteskind! Ze laten het sterven! En niemand die er mijn mening over gevraagd heeft. Dat kon toch niet waar zijn... Edoch, een paar dagen geleden stond het in de krant: Dwars door Grijsloke gaat ter ziele. Mijn gedachten gaan een kleine halve eeuw terug in de geschiedenis...
De laatste zaterdag van augustus anno 1978 kwamen twee vrienden - ik was één van die twee - op het idee - een loopkoersje te houden voor de schoolgaande jeugd, die zich stierlijk aan 't vervelen was, nu de grote vakantie op zijn allerlaatste benen liep. De "wedstrijd" was een drietal kilometer lang, met start en aankomst in de Broekstraat in Elsegem. Er waren negen deelnemers en er was een prijs voor iedereen, een ijsje...
De koers was een groot succes geweest: voor herhaling vatbaar, en wel weer op de laatste zaterdag van augustus anno 1979. Toen waren er spijtig genoeg amper vijf deelnemers en er werd uitgekeken naar een andere locatie voor het komend jaar. Dat werd Grijsloke, nu een deelgemeente van Anzegem; maar ooit de kleinste zelfstandige gemeente - amper 78 hectare groot - die ons land heeft gekend. Het koersje kreeg een naam - "Dwars door Grijsloke" - en er waren nu éénentwintig deelnemers. We begonnen te dromen van een grote stratenloopkoers met honderden deelnemers zoals we er enkele kenden te lande...
Begin 1981 kwam alles in een duizelingwekkende stroomversnelling. Sportieve mensen begonnen zich voor het idee van een grote loopkoers in het kleine Grijsloke te interesseren. Er onstond een tienkoppig organisatiecomité, er werd een omloop uitgestippeld in ons bergdorp waarvan vele deelnemers later zouden getuigen dat het de lastigste maar ook de mooiste was die hun ooit onder de voeten was geschoven, er werden affiches gedrukt en veelkleurige folders, er werden persconferenties gehouden wat resulteerde in aantrekkelijke krantenartikels dewelke niet beperkt bleven tot het "regionaal nieuws", gespreksavonden werden georganiseerd waarop topfiguren uit de atletiekwereld werden uitgenodigd, marathonkampioenen en olympische medaillewinnaars, een loopclub werd gesticht waarmee naar de grote stratenlopen te lande en ook in het buitenland werd getogen en waardoor Grijsloke allengs naam en faam verwierf. Het aantal ingeschreven deelnemers steeg van een zeshonderdtal in 1981 tot tweeduizend in 1990...
Tijdens het eerste decennium stond Dwars door Grijsloke in het teken van "lopen voor de gezondheid". Er werden medailles geslagen voor de deelnemers: ze verzinnebeeldden "de Levensloop"; ieder jaar een andere originele medaille met telkens een even originele naam, die zó geplukt was uit het werk van onze dorpsgenoot Stijn Streuvels. Hoogtepunt van dit eerste decennium was wellicht het bezoek van de Duitse dokter Ernst van Aaken aan Grijsloke. Hij was de vader van het stratenlopen, de paus van het joggen, van het lopen voor de gezondheid, dat hij wetenschappelijk onderbouwd heeft en dat in de jaren '70 onder zijn invloed Amerika overspoeld heeft, waarna de rage zich heeft uitgebreid naar Europa en andere werelddelen. Voor zover mij bekend is het de enige keer dat deze eminente sportdokter ons land heeft bezocht om er een voordracht te houden, een drie uur durende voordracht over het nut van uithoudingstraining voor de gezondheid. De raadzaal van Anzegem, waar Grijsloke nu een deel van uitmaakt, zat afgeladen vol en iedereen bleef gespannen en aandachtig luisteren tot het einde. De grote man was opgetogen over het feit dat ik zijn boek "Krebs und Herzinkarkt müssen niet sein" in Nederlandse vertaling had uitgebracht. Het ondertekenen van de ekseplaren die ter plekke verkocht werden deed hem zichtbaar deugd...
Lucien Van Lancker, die gedurende het eerste decennium van Dwars door Grijsloke het organisatorisch brein en de motor van onze loopkoers was geweest, liet het na de tiende editie afweten, ontgoocheld als hij was omdat hij bij de andere bestuursleden niet genoeg steun vond voor het reuzegroot project dat uit zijn brein ontsproten was, de Europajoggingcup. Er werd gevreesd dat het afscheid van Lucien de doodsteek zou betekenen voor DDG. Maar... redding werd gebracht door de Olympische gedachte, die al een tijdje sluimerde in Grijsloke, en nu plots tot volle ontbolstering kwam. Telkenjare stond de koers nu in het teken van één van de Panhelleense Spelen uit de oudheid er voor de deelnemers was er een Olympische medaille met de beeltenis van een Griekse godheid, ter wiens ere de betreffende Spelen werden gehouden. En bij elke medaille hoorde een zestien pagina's tellende brochure (alle brochures werden later gebundeld in het 3e boek over DDG, onder de titel "Grijslokes Olympîade"). De pers had weer een vette kluif en Dwars door Grijsloke was succesvoller dan ooit tevoren. Het hoogtepunt van Grijsloke Olympiade was wellicht de 15-daagse reis van 32 leden van onze loopclub (die al van 1982 in 't leven was geroepen) naar Griekenland alwaar zij de Spelen in het oude Griekenland hebben overgedaan in de authentieke stadions en ondergedompeld werden in de Griekse mythologie: ten jare 1994. Een jaar later kwamen de goden Apollo en Athena zelf naar Grijsloke...
Rond de eeuwwende werd het echter duidelijk dat het succes van DDG begon te tanen. Het jeugdig bestuur stond niet open voor nieuwe thema's zoals de "levensloop" en "de olympische gedachte" die bijna twintig jaar lang een flinke kluif waren geweest voor de media. Er werden geen persconferenties meer gehouden, geen bijeenkomsten of sportavonden meer met topsporters uit de atletiekwereld en de medailles werden voor goed afgeschreven. Het aantal deelnemers verminderde gestaag, jaar na jaar. DDG bleef weliswaar Vlaanderens mooiste, maar de ambitie om ooit Vlaanderens grootste te zijn mocht definitief opgeborgen worden. Er was echter ook een positieve keerzijde aan de medaille... De daling van het aantal deelnemers en dus ook het aantal supporters betekende dat de last die op de schouders van de organisatoren drukte fel verminderde. In de plaats van een reuzegrote feesttent, volstond nu een kleinere en de laatste jaren was er zelfs geen tent meer nodig, het eigen clublokaal volstond. Dat waren kosten en moeite gespaard en ook de digitalisering kwam een aardig handje helpen. Er kon nu veel meer ontspannen naar die laatste zaterdag van augustus toegeleefd worden. Het leek erop dat DDG nog een lang leven beschoren was. Vorig jaar was het aantal deelnemers weer een beetje naar omhoog gegaan. Zou de vergane glorie toch weer opflakkeren? Helaas: een donderslag bij heldere hemel! Soms verbeeld ik mij dat de kwade mare van Gilbert Moerman niets anders was dan een flauwe grap en soms hoop ik (tegen beter weten in?) dat een jeugdig en krachtig iemand zal opstaan en de draad weer zal opnemen.
't Is de laatste zaterdag van augustus 2025. Lucien Van lancker en ikzelf wandelen langs de muur van het kerhof van Grijsloke in de richting van het station van Anzegem. We wandelen traag en met lichtjes gebogen rug, zoals het betaamt voor mensen die het levenslicht reeds zagen vóór de tweede wereldoorlog. Een kleine halve eeuw lang krioelde het hier van het volk, supporters die hun helden kwamen toejuichen. Nu is er op het plein vóór de kerk en in de hele straat geen levende ziel te bespeuren. De zon schijnt heerlijk, de stilte komt ons vreemd voor. We komen aan de plaats waar nog steeds de aankomstlijn getrokken is, de enige zichtbare herinnering aan zovele DDG's. Tegenover die aankomstlijn staat een bankje; het lijkt wel of het daar met opzet voor ons is neergezet. We nemen plaats. Het duurt even voor we iets zeggen...
- Aan alles komt een eind, zegt Lucien.
- Zo is het, alles heeft een end, zeg ik. En een worst heeft er twee, voeg ik er nog aan toe in een vruchteloze poging om de droevige stemming te verdrijven.
Of, zou er toch nog een sprankeltje hoop zijn, een deus ex machina?...
(P.S. Er zijn 5 boeken verschenen over DDG, cf. www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=3015745)
Er is een nieuw medicijn op de markt, met de welluidende naam tezepelumab Het wordt geproduceerd in de ovariumcellen van de Chinese hamster en het dient als aanvullende onderhoudsbehandeling bij patiënten met ernstig astma dat onvoldoende onder controle is. Het wordt op de markt gebracht als een inspuitbare vloeistof van 1,91 mililiter in een voorgevulde spuit onder de merknaam Tezspire. Kostprijs: 1.215,64 euro. Duur? Ja zeker. Er bestaat ook een verpakking van 3 voorgevulde spuiten voor 3.625,76 euro, een te verwaarlozen korting dus bij "grote aankoop". Maar er is ook "goed" nieuws: de ziekteverzekering betaalt bijna alles terug. Zodoende kost een spuitje Tezspire amper 12,10 euro; en voor een WIGW (weduwe, invalide, gepensioneerde, wees) zelfs maar 8,00 euro. En wat nog meer is: voor een doos met drie spuitjes betaal je nog evengoed 12,10 (resp. 8,00) euro! Je zou dus wel dom moeten zijn om je niet ineens een verpakking van drie te laten voorschrijven... RIZIV, zet je schrap: het worden dure tijden!!!
Een jaar geleden was mijn toekomstvisie eerder somber. Ik schreef toen op mijn blog (www.bloggen.be/pierpont, op 31 december 2023):
"En of het goed gaat in de wereld? ´k Zou ´t geloven, we boeren goed! De wereldbevolking is weer flink gestegen ondanks de vele slachtoffers van oorlogen, hongersnoden, epidemieën, natuurrampen, en dies meer. Ons aardbolleke geraakt, door al die mensen, oververhit en moet dus weer het loodje leggen. Maar ´t heeft alleszins nog gruwelijker pijltjes op zijn boog: wat we ´t voorbije jaar hebben meegemaakt is, vrees ik, nog maar klein bier geweest."
En is 2024 een goed jaar geweest? En zal het in 2025 beter gaan? Het antwoord zal twee keer negatief zijn. De wereldbevolking blijft maar stijgen. Ziektes en volkerenmoorden houden geen gelijke tred en er zal dus een tandje moeten bijgestoken worden, want het biologisch evenwicht moet bewaard blijven. Dat betekent méér epidemieën en meer oorlogen. Ongetwijfeld zullen microörganismen meer dan ooit hoogtij vieren. En voor gewelddadige moordpartijen staan de meest geavanceerde wapens klaar en voor de bediening ervan staan die ingeboren drijfveren borg die eigen zijn aan het menselijk ras: egoïsme (zelfzucht) en egotisme (zelfbevestigingsdrang). Wellicht hoort het zo...
Dat het jullie goed ga in het nieuwe jaar hoop ik van ganser harte. wensen doe ik niet, want aan wensen hebben jullie niets. maar ´k beloof dat ik bij tijd en wijle vol genegenheid aan jullie denken zal en dat ik vriendelijk zal zijn als ik jullie op mijn weg ontmoet. Zolang ik nog bij zinnen ben...
Laten we nu dus geen gelukkig nieuwjaar wensen, maar beloven dat we elkaar liefdevol zullen bejegenen het hele jaar en ook daarna nog... als het ons gegund is.
Op de buiten, zo denken de mensen in de stad, kent iedereen iedereen. In mijn straatje van nog geen vijfhonderd meter staan acht huizen en een boerenhof. Er wonen vijftien mensen, maar 't kunnen er ook een paar méér zijn. Rechts van mij woont Iloné, een uit Limburg overgewaaide vrijgezel, een intellectueel met wie ik vaak diepgaande gesprekken voer, alover het tuinhek. Links woont Firmin met zijn vrouwtje Joseetje. Firmin is een filosoof die vooral via e-mail met mij communiceert en ook wel eens durft binnenspringen. Joseetje vertoont zich zelden. Wat de andere buren betreft: ik durf er mijn hand niet voor in het vuur steken dat ik er ook maar één zou herkennen als ik er pakweg een zou tegenkomen op de Vrijdagmarkt in Gent. Véél vroeger was het hier wel anders; toen kende hier iedereen inderdaad iedereen. Ik vergeet ze nooit die buren van toen: de Verguchts, Rosalie en Zjefke, Merke Bossers en Berta, en Albert Delsoir en Maria. En dan was er nog Leonietje Gardies die in het huisje woonde aan de aanpalende zandweg, Leonietje van de garde-chasse, de jachtwachter van de kasteelheer. Met die garde-chasse was ze getrouwd geweest, maar die was al vele jaren overleden en ik heb hem nooit gekend. In 't begin van de jaren vijftig hadden Leonietje en ik een relatie: ik was een jaar of tien, zij was vooraan in de negentig. Er ging haast geen dag voorbij, vooral tijdens de lange zomeravonden, dat ik niet bij haar binnensprong. Zij zat in het pikdonker, naast de plattebuiskachel die zorgde voor een gezellige heldere gloed in haar leefkamertje en die haar koffie warm hield. In haar handen steevast de paternoster en om haar mond een o zo lieve glimlach. Ze vroeg mij haar elektische lamp aan te steken - die lamp werd enkel maar aangestoken als er bezoekers kwamen - en het bladje van de scheurkalender van de voorbije dag af te trekken en het mopje dat op de achterkant stond voor te lezen. Ze moest van bij het begin al direct hartelijk lachen, toen er nog helemaal niet te lachen viel. En ze lachte steeds harder, van puur genot vanwege het voorlezen. En toen de clou kwam was ze vaak uitgelachen: ze had er niets van gesnapt, maar 't had haar deugd gedaan en ze was mij dankbaar. Manneke toch, zei ze, wat zijt gij toch een uithaalder. Ze zweeg daarna enkele seconden en dan voegde ze er fijntjes aan toe: als ge moet pissen... Leonietje was een deugnietje. Ach, kon ik dat nog maar eens herbeleven, het weze slechts één enkele dag...
Het huisje van Leonietje staat er al lang niet meer, maar op dezelfde plaats staat nu een ander huisje, met een pannen dak, een carport en wellicht ook een badkamer en overal dubbel of driedubbel glas en nog steeds het rustgevend uitzicht dat de uitlopers van de Vlaamse Ardennen te bieden hebben, met de dorpskerk van Kaster in de verte, de kerk waar ik mijn plechtige communie gedaan heb. In dat huisje woont Charlotje. Ze woont er al een jaar of vijf. Ik schat dat ze rond de dertig is, of misschien amper vijfentwintig. Een pure gok, want ik heb Charlotje nog nooit gezien. En "Charlotje" is óók een gok. Een foute gok. Iemand heeft me ooit verteld hoe ze écht heet, maar dat ben ik vergeten en zo is het tot op de dag van heden Charlotje gebleven. Had ik vijf jaar geleden de eerste stap ter kennismaking moeten doen? Ik dacht dat zij het zelf zou doen. Nu durf ik het niet meer. En toch... Stel dat ik morgen mijn stoute schoenen aantrek en zo maar bij haar binnenval... Charlotje, hier ben ik dan, al jaren je naaste buurman... driekwart eeuw geleden kwam ik op deze plek regelmatig een oud vrouwtje bezoeken... Leonietje... ze moet honderdveertig jaar ouder geweest zijn dan jij... mag ik voor jou een mopje van de scheurkalender voorlezen?...
De media staan er vol van... Een kunstwerk van de grote Italiaanse kunstenaar Maurizio Cattelan is verkocht voor 5,9 miljoen euro. Het betreft een banaan die op een deur geplakt is met duct-tape. Exact vijf jaar geleden was het nog amper honderdduizend euro waard. Ik heb daar toen (op 15.12.2019) een verhaaltje aan gewijd op mijn blog onder de titel "Drie O.V.'s" (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3193946). Het werk van Cattelan heeft mij dermate geïnspireerd dat ik amper negen dagen later klaar was met een eigen kunstwerk waarin de banaan centraal staat. Toentertijd schreef ik op diezelfde blog:
Na vierendertig jaar ervaring in de plastische - zeg maar "esthetische" - neuschirurgie, gevolgd door jarenlange studie en experimenteren, ben ik tot dit verbluffend resultaat gekomen:
Het kunstwerk is te koop en er kan nu reeds geboden worden (vanaf 12.000 euro).
Zo zag de banaan eruit vóór de ingreep...
Mijn kunstwerk is, in tegenstelling tot dat van Cattelan nog steeds niet verkocht. Een hoger bod dan 8000 euro werd er mij niet voor geboden. De minimumprijs bedroeg 12000 euro. Vandaar...
Voor wie nu nog mocht geïnteresseerd zijn heb ik geen al te best nieuws: omdat de prijs van de banaan van Cattelan in vijf jaar tijd met een factor vijftig naar omhoog is gegaan, laat ik de vraagprijs voor mijn banaan eveneens met een factor vijftig naar omhoog gaan: 600.000 euro dus!
Enkele decennia geleden had ik naam als keel-neus-oorarts in het ziekenhuis, waar ik op vijfenzestigjarige leeftijd afscheid heb moeten nemen wegens het bereiken van de pensioenleeftijd. Naar mijn gevoel was ik toen nochtans op het hoogtepunt van mijn medisch kunnen. Het ziekenhuis is nu véél groter geworden, want gefusionneerd met nog drie andere ziekenhuizen. Een zeldzame collega en een paar verpleegsters die de keel-neus-oorarts van toen nog herkenden toen ik twee jaar geleden met spoed binnengebracht werd in "mijn" ziekenhuis met een embolie in een of ander hersenslagadertje, een "attaque" die uitgelopen is op een herseninfarct, waar ik gelukkig niet veel meer dan wat lichte evenwichtsstoornissen aan overgehouden heb. Dank zij snel medisch ingrijpen... Het feit dat een voettochtje van een paar kilometer voor deze gewezen maratonloper al een zware opgave is heeft overigens niets te maken met mijn herseninfarct, maar alles met waar wij allen, stervelingen, geschapen naar gods beeld en gelijkenis, vroeg of laat te maken zullen krijgen: het dichtgroeien van het ruggemergkanaal: spinaalkanaalstenose! Tenzij magere Hein met zijn zeis de spinaalkanaalstenose te vlug af is.
Het spreekt vanzelf dat die mankepoot met de verlamde scholspier in zijn linkerbeen - vanwege die "spinaalkanaalstenose" weet je wel - regelmatig op controle moet in dat groot ziekenhuis, en dat hij er stilaan weer een beetje zijn draai begint te vinden en geliefd wordt - althans dat dénkt hij - bij al dat verzorgend personeel. Als patiënt lijkt hij er nu al beter bekend te zijn dan toen hij er als dokter, fier rechtop en in witte doktersjas door de gangen liep. En wat zijn ze allen lief en vriendelijk. En jong! Veel jonger dan toen...
De secretaresse van de afdeling waar ik behandeld wordt heeft zopas een deugddoend praatje met mij geslagen. Ze heet Lisa en ze belt de neurologisch assistente op die een electroëncefalografisch onderzoek zal verrichten van wat er nog overblijft onder mijn hersenpan. Die heet ook Lisa. Wat een toeval! zegt Lisa. Die tweede Lisa is al minstens zo lief en charmant als die eerste en opeens komt een alles onderdrukkend gevoel over mij: ik ben méér dan een halve eeuw te vroeg geboren! De toevalligheid van die twee Lisa's kan mij maar weinig beroeren. Ik ben wel meer gewend. Luister maar, beste lezer, u houdt het niet voor mogelijk...
Zestig jaar geleden vestigde een pas afgestudeerde en dus nog piepjonge apotheker zich in een naburig dorp, in wat voorheen een verfwinkeltje was geweest. Hij zal 't zout op zijn patatten niet verdienen, zeiden de mensen. De huisdokter van het dorp had namelijk van de bevoegde instanties de toelating gekregen om er zijn eigen apotheek op na te houden, omdat hij een kroostrijk gezin had en... ziekelijk was. Maar, wonder boven wonder, na korte tijd draaide de zaak goed, de klanten kwamen uit naburige dorpen, en de winkel verhuisde naar een groter en mooier pand. En een kwart eeuw later was het de hoogste tijd dat 's mans dochter afstudeerde als apotheker, want één man kon het werk al lang niet meer aan. En toen kwam alles in een stroomversnelling. Er diende een derde apotheker aangeworven: die heette Lisa. Toen de vader het voor bekeken hield werd hij vervangen door wéér een Lisa. En toen de oude dorpsdokter, die tot zijn laatste snik had "doorgewerkt", de pijp aan Maarten had gegeven, kwam er nog een derde Lisa het apothekerscorps vervoegen. En - nu gelooft u het toch al lang niet meer - er werd uiteindelijk nog een vierde apothekeres met de naam Lisa aangeworven. Niet langer dan een week geleden heeft de hoofdapothekeres mij gezworen dat er met die aanwerving van vier Lisa's niet anders dan toeval gemoeid is en dat geldt ook voor mijn poetsvrouw, zegt ze, die ook Lisa heet...
Ik heb het voorgelegd aan Gilles, een achterneef van mij die beslagen is in de waarschijnlijkheidsleer. De kans dat dit zich nog eens voordoet moet ergens tussen de 3.000.000 en de 300.000.000 liggen. De eerlijkheid gebiedt mij nochtans te zeggen dat één Lisa ondertussen het schip verlaten heeft en vervangen is door een Joke en dat ik er mijn hoofd niet durf op verwedden dat er niet één tussen zit die in feite Liza heet, of een Lize...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.